zondag 22 juni 2008

De Wit-Russische waarheid

Alles is er anders. Zo vertelt onze Wit-Russche logé Katja over haar woonplaats. Zij woont sinds haar geboorte, dat wil zeggen al 20 jaar, in Pinsk. Kerkrade is dan wel even wat anders. Maar voor Katja al normaal, na zeven keer een hele maand hier te hebben doorgebracht.
De eerste keer was zij elf en ik negen. Vriendinnen vanaf de eerste dag, al spelend met meisjeslego en al luisterend naar de Backstreetboys.
Ze keek haar ogen uit hier, dat was duidelijk. Maar toen ging alles nog via handen en voeten. Katja kon ons toen niet in woorden vertellen dat ze geen frikadellen en kroketten gewend was. En zo kon ik haar niet vragen hoe alles er bij haar thuis aan toeging.
Inmiddels kletsen we elkaar de oren van het hoofd. In het Duits wel te verstaan, met af en toe een woordje Russisch of Nederlands ertussen.
Voordat ik begon met het schrijven van dit stukje heb ik haar nog gevraagd wat er allemaal anders is in Wit-Rusland. Genoeg, zo blijkt. Zo zijn er geen klompen, maar rieten schoenen. De opa’s en oma’s in de dorpjes lopen er nog dagelijks op.
Als ontbijt zijn aardappels heel normaal. Tomaten, witte kool en augurken worden bij opa en oma in de tuin gekweekt.
Bij feestjes staat standaard de wodka op tafel. Dat is gezonder dan wijn of bier, zo luidt de Wit-Russische drinkwijsheid.
Pinsk is een stad met meer dan 130 duizend inwoners, maar een McDonald’s is er niet te vinden. Wel winkels, maar die zijn veelal kleiner dan wij die gewend zijn.
Even lijkt er toch niet álles anders te zijn, want rond deze tijd volgt ook in Wit-Rusland iedereen de voetbalwedstrijden, zo vertelt Katja. Uiteindelijk blijkt haar stelling toch nog te kloppen: ‘Maar bij ons versieren ze niet zo gek de huizen als hier!’ roept mijn Wit-Russische vriendin lachend.

dinsdag 10 juni 2008

Bang voor de natuur onder mijn voeten

Krioelende beestjes, scherpe steentjes en uitstekende takken. Ik moet er niet aan denken mijn voeten zulk leed aan te doen.
Een wandeling over het Blotevoetenpad in Brunssum zou je fitter maken. Maar mij niet hoor, dat weet ik nu al. Ik hoef maar even op mijn blote voeten door de tuin te lopen en ik voel die vervelende stenen al prikken.
En dan die beestjes. Ik wil niet weten wat er zich allemaal onder mijn ‘fundamenten’ bevindt. Als ik wat klein zwarts zie bewegen, spurt ik al direct het huis in.
Voor mij liever een schone parketvloer. Zonder uitstekende boomstammen en enge diertjes. In plaats daarvan een warme bank en een goed boek. Dat geeft mij heel wat meer energie dan zo’n twee kilometer lange wandeling door de modder en blaadjes.
Tijdens de route zou je kunnen nadenken over ‘de richting van je leven’. Maar dat zie je mij daar echt niet doen. Ik vraag me in zo’n setting waarschijnlijk meer af hoe lang ik nog moet. En of mijn voeten nog wel heel zijn aan het eind.
In plaats van een gezond sapje in het bos, neem ik er eentje uit de ijskast. Ik ren thuis de trap af en besef vol genot dat die heerlijk schoon is. Geen rekening houden met grind of water.
Met een zwaai maak ik de gangdeur open. Ik schrik. Het kan niet waar zijn!
Mijn moeder zit op een met blaadjes, bloemen en kiezels bezaaide ondergrond. Voor haar staan bakjes en kommen. Om de beurt worden de voorwerpen gevuld en opgemaakt tot ware natuurverschijnsels. “Het brengt rust in huis!” beweert mam.
Al schuddend met mijn hoofd ga ik richting ijskast. Maar mijn sapje kan ik vergeten, want de keuken heeft mam omgetoverd tot caviadomein. Mijn huisdieren piepen me tegemoet.
En ik glimlach. Vol geluk dat ik hier tenminste mijn schoenen nog aan mag houden.