maandag 30 maart 2009

Consternatie in de keuken

Tijdens een avondje gourmetten met vrienden, draai ik vrolijk het vlees van de ene op de andere kant. Totdat het plotseling van de steen valt, waarop ik het commentaar krijg: ‘Jij bent geen keukenprinses, hè?’ Al lachend geef ik toe dat ik eigenlijk nooit kook.
Een week later zijn mijn ouders een dagje op stap. Tja, het moet er dan toch maar eens van komen… Ik besluit naar de groenteboer te gaan.
Trots leg ik alle lekkernijen in de ijskast, terwijl ik nadenk over een voorgerecht. In de garage kom ik een blik soep tegen, dat lijkt me wel wat.
Mijn vriend kijkt inmiddels geamuseerd toe hoe ik alles klaar zet. Wel nog even de tafel dekken, dus de plantjes op de keukentafel moeten weg. Ik grijp echter verkeerd, want ik voel geprik in mijn duim. Blijkt dat ik allemaal cactusharen in mijn vinger heb!
Voorzichtig haalt vriendlief de naaldjes eruit. Onder helder licht, met een pincet. Ik word bijna hysterisch – niet dat ze blijven zitten en ik er over een half jaar nog mee loop!
Als ik het brood in de oven doe, lijkt het alsof er niets is gebeurd. Geen naalden meer te bekennen, kortom: ik kan nu écht een voortreffelijk diner klaarmaken.


Maar dan probeer ik het blik te openen. Ik trek aan de deksel en net wanneer ik opgelucht ademhaal omdat het ding eindelijk loskomt, schrik ik. De scherpe deksel heeft een flinke jaap veroorzaakt in mijn pink!
Nog panischer dan van de cactusharen, roep ik dat ik bloed. En niet zo’n beetje! Mijn kalme vriend neemt een pak pleisters en wikkelt mijn pink in de beige lapjes.
Ik mag nu met mijn pijnlijke vinger op de bank gaan zitten. Later aan tafel geniet ik van al het lekkers. En stiekem bedenk ik dat ik eigenlijk nooit hoef te leren koken. Ik heb tenslotte mijn eigen keukenprins!

zaterdag 14 maart 2009

Overpeinzingen in een klein hokje

Ik schijn regelmatig gelezen te worden op de wc. Het klinkt meer dan vreemd, maar toch is het zo.
Ik sta te kletsen met wat bekenden, als mij plotseling iemand complimenteert over mijn laatste column. ‘Oh ja, die lees ik altijd op de wc,’ komt een ander tussenbeide. Met grote ogen kijk ik hem aan. ‘Ik ook!’ hoor ik dan van de andere kant.
Grinnikend bedank ik mijn lezers. Het is toch wel de laatste plek waarvan ik had gehoopt dat er aan mij gedacht wordt. Maar alle publiek is welkom, waar dan ook.
Zo krijg ik via, via de vraag gesteld of ik ooit een boek ga schrijven. En op een feestje komen zelfs voor mij onbekende mensen op me af om te vragen of ik dat ben, van die stukjes in de weekkrant.
Toen ik mijn eerste column nog maar net geschreven had, zei iemand al dat ik een ‘BP’er’ zou worden: een Bekende Parkstedenaar (noem je dat zo?) Ik geloofde er niks van, maar inmiddels begin ik mij te bedenken…
Wanneer een vriendin dan ook nog zegt: ‘Maud is Maud niet als ze niet schrijft,’ weet ik het zeker. Ieder mens heeft een passie en dit is de mijne.
Alsof het zo moet zijn, vindt mijn moeder diezelfde dag ook nog mijn allereerste verhaaltjes. In de kast die opgeruimd wordt, liggen zelfs boekwerken. Verhalen van maar liefst vijftig kantjes. Geschreven op mijn twaalfde nog wel.
Als ik het ’s avonds op de wc zit te denken over de gebeurtenissen van die dag, schieten mij plotseling tig ideeën voor een nieuwe column te binnen. Ik zoek nog driftig in mijn jaszak naar een pen, maar ik heb er geen. Jammer dat ik niet vierentwintig uur per dag de mogelijkheid heb om te schrijven…

zondag 1 maart 2009

Doop tot een echt Kirchröadsj meëdsje

Een sjieke hofdame, allerlei dieren en enkele elfjes. Geamuseerd kijk ik om me heen. Wat ziet iedereen er toch mooi uit! Zelf maak ik de primeur in een broek met allemaal stropdassen eraan. Mijn allereerste carnaval dient tenslotte wel origineel te zijn!
Ja, u leest het goed: mijn eerste carnaval. En dat terwijl ik een rasecht Kirchröadsj meëdsje ben – hoewel ik dat volgens velen waarschijnlijk niet mag zeggen. Dat ben je namelijk pas als je carnaval viert! Van die carnaval hebben mijn ouders (en ik) mij echter achttien jaar lang onthouden, door ieder jaar weer fanatiek op wintersportvakantie te gaan…
Toch begon het dit jaar te kriebelen. Ik besloot de wintersport eerder te plannen, zodat ik eindelijk eens zou kunnen meemaken wat dat is. Carnaval vieren.
Bekenden bereiden mij voor op een feest dat voor mij niet leuk zal worden. “Daar is niks aan als je niet drinkt,” verzekeren ze mij. Inmiddels kan ik het tegendeel bewijzen.
Als de optocht voorbij stroomt, sta ik vreugdevol snoep te vangen. Het ’s avonds op de markt dans ik zelfs met mijn vrienden mee op de carnavalsmuziek. Wie had dat ooit gedacht!

Aan het eind van de dag snak ik wel nog naar een vette hap. En zoals dat hoort – heb ik mij laten vertellen – sluit ik mijn eerste echte carnavalsdag af bij een dönerzaak. Daar word ik plotsklaps zelfs nog gehuldigd. Wanneer ter sprake komt dat het mijn allereerste carnaval is, vindt de als Helle Engel verklede carnavalist namelijk dat dit feit toch wel wat aandacht verdient. Zijn armen vol met (nep)tattoo’s gaan de lucht in als iedereen mee juicht.
Trots verlaat ik de zaak. En omdat het maar één keer per jaar carnaval is, besluit ik toch nog even terug te gaan naar die gezellige markt. Ik dans, zing en maak foto’s van alles wat ik zie. Maar bovenal geniet ik met volle teugen van het volksfeest dat carnaval heet!