vrijdag 28 december 2007

Drukte in de laatste week van het jaar

Met mijn boeken, samenvattingen en klappers vol aantekeningen voor mij, val ik bijna in slaap, tot de telefoon plotseling rinkelt. Ik schrik op uit mijn doezelige toestand en hoor even later een van mijn collega’s aan de andere kant van de lijn. Terwijl hij mij vraagt of ik vanavond nog een opdracht voor hem kan vervullen, werp ik een blik op de stapel samenvattingen die ik voor morgen nog dien door te spitten. Verontschuldigend geef ik aan dat ik mij zelfs afvraag of ik wel toekom aan mijn eígen taken die ik vandaag te verrichten heb, laat staan aan ander werk…
Wanneer mijn collega geïnteresseerd vraagt naar mijn nog te studeren studiestof, vertel ik hem over mijn tegenzin wat betreft mijn laatste tentamen van dit jaar, dat ik hoop morgen voor een voldoende te zullen maken. Vol verbazing hoor ik hem daarop zeggen, dat hij heel graag nog eens met zijn neus in de boeken zou willen zitten. In plaats van iedere dag werken, zag mijn collega zich kennelijk met plezier studeren.
Het telefoontje blijkt me vervolgens wel wat extra energie te hebben gegeven, want als ik opnieuw mijn samenvattingen bij de hand neem, gaat alles een stukje sneller dan daarvoor. Ik realiseer mij dat dit mijn laatste studiegerelateerde werk voor dit jaar zal zijn. En daarbij: studeren voor tentamens mag dan misschien niet de allerleukste bezigheid zijn, maar of ik nu al zin zou hebben om elke dag te moeten werken? Nee, laat mij dan toch nog maar die psychologische theorieën en hersenstructuren uitpluizen.
Een dag later zit mijn laatste tentamen van het jaar 2007 erop. Het geeft me een goed gevoel, zodat ik, zelfs wanneer ik last-minute kerstcadeaus koop voor mijn familie, met een vrolijk gezicht door het centrum van Maastricht loop.
Na mijn eveneens laatste treinrit van dit jaar, plof ik thuis met een zucht op de bank neer. Met een onrustig gevoel denk ik vervolgens na. Moet ik niet nog cadeaus inpakken, is er niets meer voor school dat ik nog moet doen, heb ik al mijn vrienden wel een kerstkaart geschreven? Mijn verstand zegt me dat ik alles al heb gedaan wat ik moest doen, maar toch blijft mijn gevoel gejaagd. Het kan toch niet dat ik nu maar hoef te zitten wachten tot het uiteindelijk Kerstavond wordt? Dan klopt me iemand op mijn schouder en ontwaak ik uit mijn mijmeringen. “Maak jij de menukaarten voor Eerste Kerstdag nog even klaar? En vul je alvast even de snoepborden voor morgenavond?” aldus mijn moeder, waarop ook nog de telefoon gaat. Aan de lijn is mijn collega, met een nieuwe opdracht die voor morgen vervuld dient te worden. Gelukkig, ook in de vakantie hoef ik dus niet stil te zitten, is er nog genoeg te regelen en word ik zelfs ‘in geval van nood’ nog wel bezig gehouden!

Schrijvers onder elkaar

Na een nacht vol dromen over honderden studenten in een gymzaal, al vreselijk moeilijke tentamens makende, vertrek ik samen met mijn ouders richting Maastricht. Inderdaad, ik ga niet met de trein deze keer. Vanwege de treindrukte die gemeld wordt gedurende de tentamentijd, bieden mijn ouders mij een lift aan – iets waar ik natuurlijk geen nee tegen zeg. In een mum van tijd zijn we vervolgens op plaats van bestemming en terwijl ik naar het gebouw loop waar vandaag het tentamen gehouden wordt, vraag ik me af of ik toch niet vaker met de auto naar school moet gaan. Het scheelt tenslotte veel tijd, ik kan ongestoord nog wat studiewerk doorlezen en ik hoef niet bang te zijn dat ik geen zitplek meer krijg.
Twee tentamens later en tevens na een heerlijke shopmiddag in Maastricht (die uiteindelijk meer een kletsmiddag met een van mijn studiegenootjes is geworden), pak ik op Centraal Station de trein richting Kerkrade. Ik pak mijn zojuist gekochte tijdschriftje op mijn schoot, maar ik merk al gauw dat ik niet aan lezen zal toekomen deze reis. Om mij heen komen twee oudere stellen zitten, al enthousiast kletsend over het mooie Maastricht en de leuke winkeltjes die zij deze middag aangedaan hebben. Voor ik het weet, krijg ik zelfs pindanootjes aangeboden door de man tegenover mij, waarbij hij vertelt de lekkernij in een geweldige speciaalzaak in de stad te hebben gekocht. Vrolijk kletsend genieten we met z’n allen van de nootjes, totdat diezelfde man de zak met pinda’s even verkeerd vasthoudt en… alle pinda’s op de grond liggen! Aangezien ze een schil om zich heen hebben, zijn de pinda’s toch nog eetbaar – al is het vanaf niet al te schone de grond in deze stoptrein – dus ik help de man met het oprapen van de noten. “Dat had je niet gedacht hè,” zegt hij met zijn Hollandse accent. “Dat je hier samen met mij nootjes van de grond zou gaan zitten rapen!” Beamend lach ik hem toe. “Als je nu schrijfster was, kon je erover schrijven,” valt hem in. Terwijl ik mij afvraag of de man soms aan mijn gezicht heeft gezien dat ik al dacht dat dit een mooie anekdote zou zijn voor in mijn column, vertel ik hem nog vol verbazing, dat ik inderdaad schrijf voor een krantje. “Ja, dan zet je het maar mooi in je column!” weet de man te zeggen, nog voordat ik kan vertellen dat ik inderdaad wekelijks een column schrijf over mijn belevenissen tussen Maastricht en Kerkrade. “Ik schrijf zelf ook,” aldus mijn medetreinpassagier. “Dat zag ik aan je gezicht, dat je schrijft. Dat voelen wij schrijvers van elkaar aan,” vertelt hij glimlachend aan de andere mensen in de coupé.
Nog vol verwondering over mijn beleving, stap ik even later het treinstelsel uit. Ik besluit dat het nog lang zo erg niet is om elke schooldag een treinrit mee te maken. Zo’n geweldige ervaring als deze doe je tenslotte niet in de auto op…

Ook andere materialen dan verf en kwasten kunnen je helpen bij het maken van een schilderij...


Met behulp van bepaalde materialen heb ik in dit schilderij 'verdikkingen' gecreëerd. Vervolgens ben ik daar met verschillende kleuren verf overheen gegaan.
...En zie hier het resultaat.

Donkere dagen

Schilderij, gemaakt in een redelijk 'uitlatende bui'...

maandag 17 december 2007

Een van mijn lievelingsschilderijen

Stippen en strepen...
Lekker schilderen zonder veel erover na te hoeven denken.

Roze watervallen

Mijn roze en rode watervallen in hun witte omgeving...

Mijn eerste schilderij

Medio oktober (dit jaar) maakte ik mijn eerste echte schilderij met acrylverf.

Omroepstemmen, vertraging en omleidingen

Hoewel er zo goed als nooit wat wordt omgeroepen op het station in Eygelshoven, hoor ik vanochtend een vrouwenstem de mededeling doen dat de trein richting Maastricht zeker tien minuten vertraging heeft. Het waait, het miezelt en het is koud. Het is dus niet de ultieme gelegenheid om nog wat extra tijd te staan wachten op het station. Terwijl ik mijn gezicht achter mijn sjaal verschuil, blijf ik onder een van de afdakjes staan. Naast mij staat een stel mensen, vrijwel allemaal met een sigaret in de hand of aan de mond. Na nog geen twee minuten merk ik op – hoewel nog steeds met mijn sjaal voor mijn mond, vanwege de kou – dat de frisse lucht onder het afdakje veranderd is in pure sigarettengeur. Terwijl ik naar het andere afdakje loop, werp ik een korte blik op het bordje met ‘Huisregels’. Het is nog vroeg en dus schemerig, waardoor ik de kleine letters op het bord niet kan lezen. Ik besluit een volgende keer te checken of mijn medewachtenden eigenlijk wel mogen roken hier. Aangezien het binnenkort waarschijnlijk zelfs niet meer in de cafés mag, hoop ik dat ik vanaf januari ook op het station niet meer hoef te staan hoesten en kuchen dankzij de rooklucht.
Eindelijk hoor ik de rinkelende belletjes en zie ik de lichtjes bij het spoor knipperen. Gelukkig is het voorste gedeelte van de trein nog niet drukbezet en kan ik gemakkelijk een plekje vinden. Tijdens de halt in Meerssen zie ik echter vanuit het raampje, dat er maar liefst vijf mensen moeten blijven staan. Ze kunnen de trein niet meer in, het is alweer overvol. Ik zie dat de achterblijvers zich al hoofdschuddend ergeren over de volle trein. Ik ben blij dat ik warm en droog tussen de meute mensen zit, al is het bijna benauwend door de drukte.
Na een korte schooldag zit ik als eerste in de trein. Terwijl een schoonmaker nog de afvalbakjes leegt, lees ik het nieuws dat vermeld staat in een van de krantjes die in de trein liggen. Samen met enkele studiegenootjes reis ik uiteindelijk richting Kerkrade. In Voerendaal verlaat een studievriend ons, om direct daarna een telefoontje te plegen naar een van de studiegenootjes die nog wel in de trein zitten. “Wat? Waarom dat dan?!” zegt de jongen verbaasd in zijn gsm. “In Heerlen moeten we de bus nemen,” laat hij ons vervolgens weten en hij klapt zijn telefoon weer dicht. Nog even denken we dat het telefoontje een grap was, maar dan horen we een oproep aan de passagiers. Het lijkt de ‘omroepdag’ wel, aangezien ik de ongewone omroepen niet gewend ben. We moeten inderdaad in Heerlen uit de trein, want tussen Heerlen en Landgraaf schijnt stormschade aan het spoor te zijn. Na een hele tocht met de bus te hebben afgelegd, is de ochtend, die wel een hele dag leek door de omweg door Heerlen en Landgraaf, alweer om. In Eygelshoven wil ik graag bij het station uitstappen, aangezien mijn fiets daar staat geparkeerd. Doordat ik met mijn gedachten al bij het studeerwerk zit, dat ik vanmiddag nog allemaal te doen heb, vergeet ik het om op de stopknop te duwen. Ik vraag snel aan de buschauffeur of hij nog kan stoppen, waarop zijn omroepstem volgt: “Nee jongedame, nu moet je helaas even wachten tot de volgende halte.”

Honger, misselijkheid en onderzoekjes

Met een licht misselijk gevoel sta ik in het donker te wachten op de trein. Ik mag geen ontbijt nuttigen, want vanmiddag neem ik deel aan een onderzoek van een medepsychologiestudent. Gedurende de eerste drie jaar van mijn opleiding moet ik minimaal tien uur als proefpersoon meedoen aan onderzoeken van meerderejaars. Vandaag doe ik mee aan een experiment waarvoor ik sinds gisteravond acht uur niet meer heb mogen eten, wat ik vervolgens dien vol te houden tot half drie in de middag. Ik merk door mijn sufheid zelfs niet op dat de trein alweer enige vertraging heeft en wanneer ik uiteindelijk plaats heb genomen in de trein val ik bijna in slaap.
Nog een beetje misselijker word ik, wanneer er in Landgraaf weer een bende mensen bijkomt in de trein. Juist wanneer ik mij afvraag of de trein het eigenlijk wel aankan om al deze mensen – alle zitplaatsen zijn bezet en de overige passagiers staan ‘hutje mutje’ in de gangpaden en in het halletje bij de deuren – te vervoeren, zie ik vanuit het raampje, dat drie van mijn studiegenootjes op het perron in Heerlen blijven staan terwijl de trein alweer bijna wegrijdt. In gebarentaal vraag ik aan de meiden waarom ze niet de trein inkomen – waarop zij naar mij teruggebaren dat ze er niet meer bij passen, de trein is vol! Dat is toch niet meer normaal: mensen die hun college moeten laten schieten omdat de trein te vol is om hen nog mee te kunnen nemen…
Voordat ik het weet is de halve dag alweer om. Het college en de onderwijsgroep zitten er alweer op, ik kan eindelijk deelnemen aan het onderzoek waarvoor ik mij de hele ochtend en middag hongerig en tevens misselijk heb gevoeld. Het betreft uiteindelijk een alertheidtest, die ik slechts met moeite afmaak vanwege concentratiegebrek. Erna wordt ook nog mijn smaakperceptie getest, waarbij ik chips en koekjes moet proeven om vervolgens aan te geven wat ik ervan vind. Ik ben blij wanneer ik even later het kamertje uitloop richting de mensa. In de trein op weg naar Kerkrade geniet ik uiteindelijk van een heerlijk broodje waldorfsalade, terwijl ik een beetje saai naar buiten staar. Geen studiegenootjes in de trein deze keer, geen artikelen bij me om te lezen – ik zal me met het uitzicht moeten vermaken. Prompt komt een meid langslopen, met de vraag of ik mee wil doen aan een onderzoek. Al denkende aan mezelf later, onderzoek uitvoerend en zoekende naar deelnemers, neem ik het formulier van de jongedame aan. Nadat ik mijn tevredenheid over deze treinrit heb ingevuld op de enquête, is de reis voorbij. Terwijl ik het perron afloop richting mijn fiets, hoor ik het melodietje van mijn telefoon afgaan. “Hallo, je hebt je opgegeven voor het onderzoek “Smaakperceptie”,” hoor ik nadat ik heb opgenomen. “Kunnen we binnenkort een afspraak maken? Je mag wel vanaf drie uur voorafgaand aan het onderzoek niks meer eten…”

“Limburgse moezziek” in plaats van kibbelarij

Zeker dertig mensen staan op een kluitje, de meesten opgewonden om zich heen kijkend, ijsberend op een vierkante meter of op een geprikkelde toon met anderen pratend. En dan: een langs suizende trein. Hij gaat echter de ‘verkeerde kant’ uit: richting Kerkrade. Hier, op station Eygelshoven, staat iedereen juist te popelen om naar Heerlen of Maastricht – in ieder geval in een volledig andere richting dan Kerkrade – te kunnen gaan. Tien minuten later is ons vervoersmiddel pas bij ons, om vervolgens over net genoeg plek te beschikken voor alle reeds “te laat komers”. Daar sta ik dan, met slaperige ogen van de vroegheid houd ik mij met een hand vast aan een handvatje, net boven de hoofdsteun van een medepassagier, zodat ik niet omval wanneer de trein weer een van zijn stops nadert.
Tijdens de stop in Heerlen wordt het ding redelijk geleegd, maar zoals gewoonlijks komen er hier ook weer heel wat passagiers bij. Ik weet nog net een zitplekje te bemachtigen, wanneer een jongedame de trein binnenkomt en op een van de banken aan de andere kant van de coupé wil plaatsnemen. Een meisje houdt de plek waar de jonge vrouw wil gaan zitten echter bezet voor een vriendin, door haar rugzak erop neer te zetten. Ik hoor wat kriebelige woordenwisselingen, totdat blijkt dat de vrouw toch haar zin krijgt en plaatsneemt op de plek naast de meid.
Na de treinstop in Maastricht is het eindelijk rustig in de trein en kan ik eindelijk even ontspannen. Helaas niet voor lang, want slechts vijf minuten later kom ik aan bij school en dien ik mij alweer te concentreren op een aandacht vergend college. Ik ben nog net op tijd, waarschijnlijk vanwege het feit dat ik niet een van de weinigen ben met vertraging.
Wanneer mijn studiedag op school er weer op zit, moet ik rennen om de trein te halen. Ik neem tenslotte aan dat de vertraging van het ’s ochtends weer opgelost is en we om de normale tijd vanuit Randwijck zullen vertrekken. Mijn gevoel klopt, want mijn studievrienden zien mij al aan komen gerennen en nog voordat ik ga zitten, fluit de conducteur het signaal dat aangeeft dat de trein kan vertrekken.
De jongens van mijn studiegroepje, die door het maken van flauwe grappen mijn aandacht proberen te trekken – of misschien pogen ze mijn inspiratie op te krikken voor mijn column, waar ze sinds vanmiddag het bestaan van weten – stappen in Heerlen uit de trein. Een man van middelbare leeftijd komt mij vanaf dan vergezellen in de coupé. Hij lijkt in eerste instantie niet alleen, aangezien ik verschillende stemmen hoor wanneer hij plaatsneemt op de zitplaats tegen over mij. Dan zie ik het: onder zijn winterjas, die hij met beide handen vasthoudt, schuilt een draagbare radio! Uit het ding galmen Limburgse stemmen. Als de man zich gesetteld heeft op het bankje, geeft hij een draai aan een van de knoppen, waardoor de stem luider wordt. “Het is koud buiten,” laat de radiostem weten. “Ach wat!” zegt de man hard. “Koud, koud, niet aanstellen!” Ik hoor de passagiers om ons heen gniffelen, gelukkig heeft de radioluisteraar het niet in de gaten. Vervolgens klinkt muziek uit de radio, met een Limburgse stem die zingt op de melodie. Terwijl ik naar de draagbare radio zit te glimlachen, vertelt de man mij dat het Frans Teunis is die zingt. Hoewel de naam mij niks zegt, knik ik hem vriendelijk toe. Geweldig, deze situatie. Ik moest wel even habitueren – wennen, in psychologische termen – maar wanneer ik even later de trein uit moet vind ik dat voor het eerst echt jammer. De meeste medepassagiers zullen de man met de radio wel vreemd vinden, maar ik vraag mij af waarom we eigenlijk niet met zijn allen afspreken om de beurt een radio mee te nemen… Dat maakt die rit naar Maastricht toch veel plezieriger?! Geen tijd om te kibbelen over zitplekken of vertraging, maar lekker samen luisteren naar “Limburgse moezziek”!

Fantaseren over mijn allereerste column

Nog met mijn gedachten bij allerlei hersendelen en ontwikkelingen, loop ik gehaast het Kerkraadse café binnen waar de redactie en freelancers elkaar vanavond ontmoeten. Niet veel later zitten wij in volle gang te vergaderen en voor ik het weet krijg ik een geweldig aanbod. Om voor de eerstvolgende editie van de Zuid-Limburger een column te schrijven.
En daar zit ik dan, veilig en wel achter mijn laptopje gekluisterd. Klaar om mijn eerste column te typen. Mijn dikke psychologieboeken – want ja, ik ben ook nog eens eerstejaars aan de Universiteit van Maastricht – liggen voor mij. Het wil me vandaag echter maar niet lukken me door de pagina’s vol met afbeeldingen van hersenen, cellen en lastige grafieken heen te werken. Mijn gedachten dwalen steeds af naar mijn stukje, de column voor de krant.
Nog met slaperige ogen van de korte nachtrust – die ik te danken heb aan veel studeerwerk en nog meer aan gedachtegangen over mijn toekomstige column – stap ik in Kerkrade op de trein richting Maastricht. Ik lees artikelen voor mijn studie. Wanneer ik overweeg in plaats daarvan een begin te maken aan mijn column, zetelen zich twee studiegenoten tegenover mij op het bankje. Vervolgens blijkt het veel gezelliger om gedurende de verdere treinreis met mijn nieuwe vrienden te kletsen dan om me druk te maken over mijn studie of schrijfwerk.
Op school begeef ik mij slechts enkele uurtjes. Op de terugweg van Maastricht naar huis klets ik met weer andere studiegenoten over onze leerstof. Vanuit ons gesprek over de ontwikkeling van het kind, belanden we op het onderwerp huisdieren en op het moment dat we besluiten de ontwikkeling van dieren eigenlijk niet te kunnen vergelijken met die van kinderen, moet ik de trein alweer verlaten. Vervolgens trap ik voor mijn gevoel de pedalen onder mijn fiets vandaan. Ik ben nog maar net op tijd thuis, alwaar ik word opgehaald voor mijn zoveelste autorijles.
Hoewel ik nog wel wat rijlessen te gaan heb, fantaseer ik tijdens het rijden al over de tijd dat ik met de auto naar Maastricht kan gaan. Het zou wel jammer zijn dat ik dan nooit meer in de trein kan lachen met studiegenootjes, of, als die er niet zijn, niet mijn studieartikelen zou kunnen lezen. Dan schiet mij de column plotseling weer te binnen. Ik besef mij dat ik zelfs met de trein naar school zal moeten blijven gaan, want over mijn “gependel” tussen mijn woonplaats en mijn studiestad moet die column juist gaan. Wanneer mijn rij-instructrice mij wijst op mijn fouten, weet ik weer dat ik niet zo moet dromen. Terug thuis kruip ik dan ook zo snel als mogelijk achter mijn laptop, om met mijn neus in de boeken vol hersendelen en grafieken, in mijn achterhoofd stiekem te fantaseren over mijn eigen column.